Luchtspiegelingen zijn een zeer interessante
weerfenomenen. De lucht speigelt je letterlijk een ander beeld voor... een beeld dat er in
de werkelijkheid niet is.
Ontstaan:
Luchtspiegelingen ontstaan wanneer licht wordt gebroken
als het door luchtlagen met verschillende temperaturen en dichtheden beweegt. De lucht
gedraagt zich als een lens, buigt het licht en geeft een vervormd, omgekeerd, of vergroot
beeld in een andere positie.
Luchtspiegelingen zijn er in twee hoofdsoorten: naar beneden en naar boven. De
luchtspiegeling naar beneden komt het meest voor. Normaal gesproken neemt de
luchtdichtheid af met de hoogte, maar als het grondoppervlak sterk wordt verhit, kan de
luchtdichtheid juist toenemen in de eerste 3 tot 6 meter. Onder deze omstandigheden zal
licht dat naar beneden beweegt, worden afgebroken en naar boven bewegen, waardoor net
boven de oppervlakte een schijnbeeld ontstaat. Omdat het beeld zich dichterbij de
waarnemer vormt, zal het lijken of het zich onder het grondniveau bevindt. Dus als een
waarnemer naar een boom aan de horizon kijkt, zal hij zowel het echte beeld zien als het
trillende schijnbeeld daaronder. Een luchtspiegeling naar boven ontstaat daarentegen als
de lucht bij het grondoppervlak kouder is (en een grotere dichtheid heeft) dan de lucht
direct erboven. Licht dat naar boven beweegt zal door de warme luchtlaag weer naar beneden
worden afgebogen. Dit gebeurt meestal boven koud water. Iemand die naar een schip kijkt,
kan dus een omgekeerd beeld van het schip erboven zien.
Betekenis voor het weer:
* Luchtspiegelingen doen zich meestal voor bij een heldere hemel en
bij mooi zonnig weer.
Naar het begin van deze pagina.