1. Als 't op Sint Filippus regent,
is de oogst gezegend. |
17. Een natte Mei,
boter in de wei. |
2. Een koude maand Mei, een gouden Mei. |
18. IJsheiligen hebben harde koppen. |
3. Is het weer in Mei niet te mooi,
dan krijgt de schuur maar weinig hooi. |
19. Is Mei nat,
een droge juni volgt zijn pad. |
4. Mei niet te koud en niet te nat,
vult de schuur en ook het vat. |
20. Meiregen,
Meizegen. |
5. Een bijenzwerm in Mei,
goed teken voor de wei. |
21. Pancras, Servaas en Bonifaas,
zij geven vorst en ijs helaas. |
6. Een landman trouw aan de mode,
mist met Sint Jan zijn pels nog node. |
22. Nachtvorst in Mei,
houdt 't jonge groen niet schadevrij. |
7. Van de bloem,
bekomt Mei de roem. |
23. Donder in Mei
vaak hagel erbij. |
8. De Mei tot jubelmaand verkoren,
heeft toch nog rijm achter de oren. |
24. Is 't koud en bloeit de Meidoorn,
veel van haar pracht gaat verloren. |
9. Het is een wenk, reeds lang verjaard,
't vriest even vaak in Mei als 't vriest in Maart. |
25. Sint Urbanus en de zon,
wijn in de ton. |
10. Zwoele mei,
boerengeschrei. |
26. Kamillegeur in Mei,
brengt de zomer dichterbij. |
11. Al is Mamertus oud en grijs,
houdt hij van vriezen en van ijs. |
27. Weest op uw hoede en waakt nu wel,
Mei baart dikwijls een kattenspel. |
12. 't Staartje van Mei is
't staartje van de winter. |
28. Meimaand trekt men schapen door de
vaart dan blijven ze voor schurft bewaard |
13. Is met Servaas geen rijm te zien,
zal Bonifaas geen sneeuw ons bien. |
29. Onweer in Mei,
gras in de wei. |
14. Voor nachtvorst is men niet beschermd,
tot Sint Bonfaas zich over ons ontfermt. |
30. Is het klaar met Petronel,
dan meet men vlas met een el. |
15. Als de eikers in Mei goed bloeien,
zal alles volop groeien. |
31. Avonddauw en zon in mei,
hooi met karren uit de wei. |
16. Onweer in Mei,
is gras in de wei. |
|