Als
we na een koude, wolkenloze nacht opstaan, zien we vaak dat de grond en andere
oppervlakten nat zijn. Ze glinsteren in het zonlicht. Dit wordt veroorzaakt door een vorm
van condensatie die dauw wordt genoemd.
Dit gebeurt als de temperatuur van de grond of van een ander oppervlak voldoende daalt,
waardoor condensatie plaatsvindt in de lucht er direct boven. Hierdoor worden
waterdruppels op het oppervlak gevormd.
De ideale omstandigheden voor dauw zijn een windstille heldere nacht, een
hoge vochtigheid van de lucht direct boven de grond en een lage vochtigheid van de lucht
daarboven. Door de afwezigheid van wolken kan de grond veel van de overdag opgenomen
warmte uitstralen en voldoende afkoelen om condensatie te laten optreden.
De laag vochtige lucht op grondniveau zorgt ervoor dat alleen op grondniveau of net
daarboven condensatie zal optreden. Voor mist is een dikke laag vochtige lucht nodig. In
het geval van dauw ontstaat er vloeistof, omdat druppels sneller in elkaar opgaan op vaste
oppervlakten.
In de lucht hebben de druppels meer de neiging om elkaar af te stuiteren.
Dauw wordt vaak geassocieerd met koude gebieden, maar het komt ook voor in warme en
vochtige streken. Dauwvorming is in woestijngebieden voor veel planten en dieren een
onmisbare bron van water.
Naar het begin van de pagina.