Door de afwezigheid van grote rivieren was de oude
Griekse beschaving afhankelijk van het water dat uit de hemel viel. In de oude Griekse
mythologie komen talrijke goden voor waarvan men meende dat zij dingen aan de hemel en op
aarde verpersoonlijkten en regelden, inclusief het weer. De opperbaas van de hemel was
Zeus, die de wolken, regen en donder onder zich had. Zijn broer Poseidon was de god van de
zee en de kunsten. De andere broer Hades (ook bekend als Pluto) heerste in de onderwereld.
Helios was de zonnegod en over de winden heerste Aeolus. Voor de Grieken had deze
ingewikkelde mythologie meer een esthetische dan een religieuze betekenis. Hun in
het algemeen gematigde houding ten opzichte van religie verklaart mee de opkomst van de
Griekse filosofen, die natuurverschijnselen op een meer rationele manier probeerden te
verklaren.
De Eerste Filosofen:
Een van de allereerste filosofen was Thales van Milete (circa 624-547 voor Christus),
die waarnemingen van Babylonische astronomen verzamelde en die het gebruikte om met succes
een zonsverduistering in 585 voor Christus te voorspellen. Hij beschouwde water als de
basis van alles in de natuur. Later bracht de filosoof en dichter Empedocles (circa
495-435 voor Christus) die theorie naar voren dat alle materie was samengesteld uit vier
elementen: aarde, water, vuur en lucht. De tekening rechts zijn de 4 elementen afgebeeld
in Lucretius.
Aristoteles en Theophrastus:
De Griekse filosofie bereikte haar hoogtepunt met Aristoteles (384-322 voor
Christus). Zijn verhandeling Meteorologica was een poging om alle verschijnselen
van fysische aard aan de hemel, in de lucht, op het water en op het land te beschrijven.
Uit de titel van dit werk is ons woord meteorologie ontstaan. In zijn Meteorologica
beschreef Aristoteles enkele opmerkelijk nauwkeurige waarnemingen die betrekking hadden op
de wind en het weer. Hij trok enkele scherpe conclusies, maar deed ook uitspraken zoals: '
De aarde is in rust (dit is onjuist) en het vocht erop wordt verdampt door de stralen van
de zon... (dit is juist)' Het werk van Aristoteles wordt voortgezet door zijn leerling Theophrastus
(zie foto links; circa 372-287 voor Christus). In zijn boek Over voortekenen van het
weer geeft hij ongeveer 80 verschillende voortekenen van regen, 50 van stormen, 45
van winden en 24 van mooi weer. Sommige waren opmerkelijk betrouwbaar, zoals 'Als het
mist, is er weinig of geen regen'. Andere voortekenen hadden echter geen enkele
wetenschappelijke basis. De pogingen die Theophrastus in zijn andere werken om wolken en
weer in verband te brengen met de richting van de wind waren in het algemeen juist
en gestoeld op objectieve waarnemingen. Voortekenen van het weer werden ook vastgelegd
door de Griekse dichter Aratus (circa 315-245 voor Christus) in zijn gedicht 'Phenomena'.
Dit werd in Griekenland en later in Rome beschouwd als het meest gezaghebbende werk op het
gebied van het weer.
Nalatenschap van Aristotels:
Ook de Romeinen werden sterk beïnvloed door Aristoteles. De Romeinse schrijver Plinius
de Oudere (23-79) stelde een Historia Naturalis ( zie foto rechts) samen, een
monumentale encyclopedie waarin de werken van ongeveer 2000 Romeinse en Griekse schrijvers
waren verenigd, samen met waarnemingen en bijgeloof uit Egypte en Babylonië.
Na de val van het Romeinse rijk, in de vijfde eeuw, verschoof het centrum van de
beschaving naar de Islamitische wereld. Later in de Middeleeuwen werd Aristoteles door
Europese denkers herontdekt. Dit bleek niet altijd even vruchtbaar, omdat de geleerden
zich in die tijd meer bezighielden met het interpreteren van Aristoteles dan met het zelf
over de dingen nadenken.
Griekse Mythe van Ceyx en Alcyone:
De periode van
rustig weer op zee, de alkyoniden, is genoemd naar een Griekse mythe. Twee geliefden, Ceyx
en Alcyone, wekten de woede van Zeus en Hera (koning en koningin der goden). Die lieten
het schip Ceyx in een storm vergaan, waarbij deze omkwam. Alcyone verdronk zichzelf uit
wanhoop in zee, waarna de twee geliefden werden veranderd in ijsvogels. Om hun drijvende
nesten te beschermen liet Aeolus, de vader van Alcyone en bewaker van winden, de wind
zeven dagen voor en na het wintersolstitium (de kortste dag op het noorderlijk halfrond op
of rond 22 december) liggen. Deze rustige periode werd later 'alkyoniden' genoemd.
De Toren der Winden, die nog steeds in Athene staat, dateert uit de eerste eeuw voor
Christus. Op elke zijde van dit achtkantige gebouw is een man afgebeeld die de wind uit
die richting verpersoonlijkt.
Naar het begin van deze pagina.