|
Nebelmeer; een gesloten dek van mist. Oplossende mist en stratus boven een dal. Hoogte: 500, 1500, 4000 meter. Ontstaan: Door sterke uitstraling in de avond en nacht koelt de lucht vlak boven het aardoppervlak sterker af dan wat meer daarboven. We zien de temperatuur in de onderste 200 meter sterk toenemen met de hoogte. Dit is grondinversie. Een koude luchtlaag, boven smeltende sneeuw of een koud wateroppervlak, dringt langs het aardoppervlak een warmere laag binnen. Warmere lucht schuift over een stagnerende, koude luchtlaag heen. Dalende luchtbewegingen in een hogedrukgebied veroorzaken verwarming van de lucht. De verwarming reikt echter niet tot het aardoppervlak, omdat de grondlaag door uitstraling koud blijft. In het laatste geval is er sprake van een subsidentie-inversie. Betekenis voor het weer: * Inversies zijn vaak hardnekkig in het winterhalfjaar. Zij geven aanleiding tot somber weer met mist of laaghangende bewolking. * Inversies bij hogedrukgebieden in de bergen veroorzaken somber weer in de dalen maar zonnig weer boven 1500 meter. * Onder de inversielaag hopen zich vocht, stof, roet en andere vervuiling zich op. Dat bevordert een gelaagde bewolking onder de warmere top luchtlaag. De daarbij voorkomende bewolking is dan Stratus, Stratocumulus en Altocumulus vaak de AltocumulusUndulatusvorm. |