Wereldomspannende
luchtstromingen zijn de oorzaak van de passaat winden, westenwinden en polaire
oostenwinden. Zij zijn ook van invloed op sommige kleinschaliger windsystemen, zoals
moessons.
Regenseizoenen:
Vele gebieden hebben te maken met de moesson, maar de krachtigste moessons
komen voor in Zuid-Azië, Noord-Australië en Afrika. Moessons brengen enorme hoeveelheden
regen en kunnen op grote schaal overstromingen veroorzaken. Die kunnen in Bangladesj,
India en Zuidoost-Azië duizenden slachtoffers eisen. De meest democratische moesson is
die in India. In de winter koelt de lucht boven Siberië (ver ten noorden van de
Hoogvlakte van Tibet) sterk af. Hierdoor ontstaat een gebied met zeer hoge druk en
noordoostenwinden die wolken en regen naar zee voeren. In de zomer neemt dit
hogedrukgebied sterk in betekenis af en ontwikkelt er zich boven Noord-India een
lagedrukgebied, dat warme vochtige lucht van over zee aantrekt. Dit leidt op zijn beurt
tot hevige regenval.
Wanneer de vochtige lucht de Himalaja bereikt, wordt de lucht omhoog gestuwd, waardoor
de meeste neerslag valt. Tegen de tijd dat de lucht de noordelijke flank bereikt, is hij
uitgeregend en is er een regenschaduw ontstaan. De moesson lijkt dan ook op een
grootschalige versie van een zeewind in de zomer en een landwind in de winter.
Soortgelijke omkeringen van de wind vinden we ook in de Verenigde Staten, waar een moesson
aan het einde van de zomer vochtige lucht uit de Golf van Californië binnenbrengt. Dit
leidt tot hevige regenval, waardoor hele woestijngebieden dan opeens onder water komen te
staan.
Plaatselijke Winden:
Plaatselijke winden ontstaan door plaatselijke verschillen in luchtdruk, temperatuur,
of door invloed van de topografie op grootschalige winden. In kustgebieden kunnen zich op
heldere, zonnige dagen lokale winden ontwikkelen. Het vasteland wordt door de zon sneller
warm dan de zee. De lucht boven land stijgt op
en wordt vervangen door de koudere lucht van over zee. Deze luchtstroming wordt zeewind
genoemd en ontstaat meestal in het voorjaar. Dan zijn de temperatuurverschillen tussen
land en zee het grootst. Het omgekeerde gebeurt 's nachts. Het land koelt dan snel af,
terwijl de lucht boven de zee warm blijft en opstijgt. De lucht boven land wordt dan naar
de zee getrokken en hierdoor ontstaat een landwind.
Beruchte Winden:
Als een wind over een bergketen waait en aan de andere kant daalt, veroorzaakt hij daar
een hoge druk en een heldere hemel. Deze samendrukking van de lucht doet ook de
temperatuur stijgen. Er zijn verschillende warme, dalende winden zoals de chinook
aan de oostkant van de Rocky Mountains en de föhn in de Alpenlanden. Ze kunnen
sneeuw snel doen smelten en het effect van regenschaduw versterken.
Als wind zich door een dal moet wringen, wordt hij krachtiger. In het zuiden van
Frankrijk voert de mistral, een felle wind die ontstaat in het Rhônedal, koude
en droge lucht aan uit het noorden. Andere winden treden op wanneer door de sterke
verwarming van bepaalde streken van het vasteland lagedruk gebieden ontstaan. Een bekend
voorbeeld is de sirocco, die uit de Sahara hete, droge lucht naar het gebied van
de Middellandse Zee voert. Deze winden nemen vocht op uit zee en tegen de tijd dat zij
Europa hebben bereikt zijn ze zeer warm en vochtig. De khamsin, ook uit de
Sahara, voert hete, droge lucht naar het zuiden van Egypte en doet dikwijls gewassen
verloren gaan.
Terug naar het begin van de pagina.