1. Sint Albijn,
verandert suiker in azijn. |
17. Op Sinte Geertruid,
komt de warmte de grond uit. |
2. Koude in maart,
dan een lente te paard. |
18. Als hij komt en als hij scheidt,
heeft d'oude Maart zijn gift bereid. |
3. Droogte en veel stof in maart,
is de boer heel wat waard. |
19. Sint Jozef schoon en goed,
een vruchtbaar jaar hopen doet. |
4. Nooit maart zo goed,
of het sneeuwt een hoed. |
20. Op Sint Jonas,
komt dikwijls vuur van pas. |
5. Regen op Sint Adriaan,
laat niets meer droog staan. |
21. Met zuidenwind op Sint Benooi,
neemt het weer een goede plooi. |
6. Als Maart is zacht in wil,
verwacht men een koude april. |
22. Muggendans in Maart,
voorspelt sterfte onder de schapen. |
7. Maart roert zijn staart.
|
23. Maartse snee,
doet de akkervruchten wee. |
8. Een droge maart is goud waard,
als het in april maar regenen wil. |
24. Stof in maart is goud waard.
|
9. Maartse wind en aprilse regen,
beloven voor Mei grote zegen. |
25. Voor oude lieden heeft Maart,
kwaad in hare staart. |
10. Zoals het weer in de Veertig Martelaars
vindt,
zo blijft het veertig dagen met zijn wind. |
26. Wie grote bonen wil eten,
moet de maart niet vergeten.
|
11. Maart niet te droog en niet te nat,
vult de boer zijn kist en vat. |
27. Is op Sint Rupert de hemel rein,
dan zal hij 't ook in juli zijn. |
12. Zoveel nevels in Maart zich tonen,
met zoveel onweer de zomer zal lonen. |
28. 't Is in het begin of in het eind,
dat Maart ons zijn gaven wendt. |
13. Wie zichzelf bemint,
wacht zich voor Maartse wind. |
29. Kom ik door maartje,
leef ik nog een jaartje,
zei de vent, en hij stierf op de 1ste april. |
14. Sinte Mathilde komt uit drie hoeken,
met hagelstenen bakt zij koeken. |
30. Vochtige maart,
de boeren zorgen baart. |
15. Wat maart niet wil,
doet april. |
31. Een droge maartewind,
maakt de boer goed gezind. |
16. Als 't lammetje danst in Maart,
pakt April bij de staart. |
|