Meestal lost stralingsmist die zich in de avond en
nacht, en zelfs nog tijdens zonsopkomst vormde, overdag weer op. Maar in de koude
jaargetijde, zo van oktober tot en met maart, lukt dat vaak niet. De zon staat dan
namelijk zo laag dat invallende zonnestraling aan de bovenkant van de mistlaag wordt
teruggekaatst. De straling kan dan niet door de mistlaag heendringen. Als de zon hoger aan
de hemel staat lukt dat wel. Dan wordt het aaroppervlak verwarmd samen met de luchtlaag
vlak daar tegen aan. Daardoor lost de mist van onder af op. De mist trekt geleidelijk
hoger op, gaat over in laaghangende stratusbewolking en verdwijnt tenslotte. In
hde winter gaat de mist vaak over in een hardnekkige laag stratusbewolking. De bovengrens
daarvan ligt soms maar op 200meter. Daarboven is het dan stralend weer. In het
middelgebergte kan zo'n zee van mist, 'Nebelmeer', dagenlang in het dal blijven hangen.
Gaat men dan omhoog de bergen in, dan kijkt men al snel in de stralende zon daarop neer.
Uit dat Stratusdek valt hooguit wat motregen (mistneerslag) en in de winter, bij extreem
lage temperaturen, mogelijk wat lichte motsneeuw. Beide brengen geen noemenswaardige
neerslaghoeveelheden.
Mist en Stratus in een bergdal. Oplossende mist, beneden diep
in het dal.
Hoogte: 0 - 200
meter.
Ontstaan:
Stralingsmist ontstaat tijdens helder weer in de avond en de nacht,
doordat de aardbodem warmte uitstraalt, zelf voortdurend afkoelt en tenslotte ook de zich
boven de aarde bevindende lucht zo koud wordt dat de erin voorkomende waterdamp, het vocht
dus, in de vorm van kleine mistdruppeltjes condenseert. Bij ons is dit het meest
voorkomende misttype.
Advectieve mist is mist die van ergens anders wordt aangevoerd. Dat
kan mist zijn afkomstig uit een gebied waar zich stralingsmist vormde.
Dooimist, zeevlam en andere vormen van mist ontstaan wanneer in
verhouding warmere en vochtige lucht stroomt over een koud oppervlak, zoals smeltend ijs,
smeltende sneeuw, een koude zee, een koud meer, of een koud landoppervlak.
Betekenis voor het weer:
* Mist en Stratus die zich in de
winter bij heldere hemel en vorst in de avond vormen, maar in de nacht door 'uitvriezen'
weer verdwijnen, duiden vaak op aanhoudende vorst.
* Volgt er na het oplossen van stralingsmist in de zomer broeierig,
klam en drukkend weer dan volgt er in de namiddag en avond vaak onweer, vooral bij wind
tussen zuid en oost.
Naar het begin van deze pagina.