De
eerste 'meteorologen' waren sjamanen en priesters. Hun taak was de goden tevreden te
stellen, want die waren -zo dacht men- verantwoordelijk voor alles wat er aan de hemel en
op aarde gebeurde. De goede naam van deze 'bemiddelaars' en soms zelfs hun leven, hing af
van hun succes om voor goed weer te zorgen.
Bakermat en Beschaving:
Het oude Egypte was een ideale bakermat van beschaving. Het weer was er warm
en zonnig en de Nijl leverde voldoende water voor de bevloeiing. Dit betekende echter dat
de Egyptische samenleving voor haar welvaart vrijwel geheel van deze rivier afhankelijk
was. De Egyptenaren probeerden de bewegingen van de sterren te gebruiken als leidraad voor
het jaarlijkse stijgen en dalen van de rivier en van de duur van de periodieke
overstromingen die hij teweegbracht. Deze afhankelijkheid van de Nijl en de hemellichamen
kwam tot uitdrukking in twee machtige goden: Ra (of Re) en Osiris. De Egyptenaren geloofden dat de zonnegod Ra de bewegingen
van de hemellichamen beheerste, door iedere dag in zijn zonneboot langs de hemel te reizen
en 's nachts naar de onderwereld terug te keren. Osiris werd gezien als zowel de heerser
van de doden als de bron van vruchtbaarheid voor de levenden. Hij regelde het ontkiemen
van gewassen en de jaarlijkse overstromingen van de Nijl.
Weergoden:
Grote rivieren waren ook de bakermat van beschavingen die rond 3500 voor
Christus verschenen in het stroomgebied van de Tigris en de Eufraat in Mesopotamië en
later in het dal van de Indus op het Indiase subcontinent. Hoewel deze culturen
afhankelijk waren van rivieren, wijst hun mythologie erop dat ook regen belangtijk was. De
hoofdgod van de Babyloniërs -wiens koninkrijk tussen ongeveer 2100 en 690 voor Christus
in het zuiden van Mesopotamië de grootste bloei bereikte, was Mardoek. Aanvankelijk was
hij alleen de god van het onweer, maar later ook van de gehele atmosfeer. En in de
Veda-religie in het oude India was Indra de god van de regen en de stormen, één van de
belangrijkste goden. Tonatiuh, bij de Azteken de god van de zon, is hier (rechts)
afgebeeld in het midden van een kalendersteen. Zoals vele volkeren beschouwden ook de
Azteken de zon als een godheid die de bewegingen van de hemellichamen, het weer en dus ook
het leven van de mens bestuurde.
Bij
oude culturen in het noorden van Europa werd de Noorse god Thor (zie foto links) als
almachtig beschouwd. Zijn naam is afkomstig van het Germaanse woord donder. Hij werd
gewoonlijk gezien als een groot strijder, met een hamer die een donderslag symboliseerde.
Vroege Waarnemingen:
Verscheidene oude volkeren gebruikten astronomische waarnemingen om de veranderingen
van het weer in de loop der seizoenen te kunnen vastleggen. Omstreeks 300 voor Christus
hadden Chinese astronomen een kalender ontwikkeld waarin het jaar was onderverdeeld in 24
'feesten', die gekoppeld waren aan het weer in elk van die perioden. Het oudste
meteorologisch instrument is waarschijnlijk de regenmeter, voor het eerst vermeld in een
werk Chanakaya, die minister was rond 300 voor Christus in India. De foto rechts is de
reusachtige dondervogel die in de Indiaanse legenden dikwijls donder, bliksem en regen
veroorzaakte.
Oude Volksweerkunde:
Sommige volkeren, in het bijzonder de Babyloniërs, probeerden veranderingen
op korte termijn in het weer te voorspellen. Hun voorspellingen waren gebaseerd op
astronomische waarnemingen, op de uiterlijke kenmerken van wolken en op optische
verschijnselen aan de hemel zoals Halo's. Eén van de voorspellingen die zijn vastgelegd
in de bibliotheek van kleitabletten (foto links) van de Assyrische koning Assurbinal
(circa 668-626 voor Christus) luidt: 'Als de maan in een donkere kring is, zal de
maand regen brengen of pakken zich wolkens samen ...' Dit was het begin van de
volksweerkunde die de grondslag zou vormen voor de latere voorspellingen.
Bijbelse Meteorologen:
Twee vermaarde 'weervoorspellers' worden uitvoerig genoemd in het Oude
Testament: Jozef en Noach. Volgens het Boek Genesis was het in Egypte dat Jozef één van
de meest beroemde voorspellingen op lange termijn deed die ooit zijn gedaan. Hij
interpreteerde de dromen van de farao (waarin zeven vette en zeven magere koeien
voorkwamen) en voorspelde met succes dat zeven goede jaren zouden worden gevolgd door
zeven jaren van armoede. Het advies van Jozef om in tijden van voorspoed een voorraad aan
te leggen voor de tijden van tegenspoed, is nog steeds van belang in gebieden die gevoelig
zijn voor droogte.
In het verhaal over Noach en de Zondvloed waarschuwt God Noach voor de naderende
overstroming en draagt Hij hem op een ark te bouwen om zichzelf en zijn familie in
veiligheid te kunnen brengen. Op dit fresco uit de San Marco-kathedraal in Venetië staat
Noah afgebeeld die zijn dieren naar de ark leidt. Met behulp van goddelijke raad kon Noach
dus de Zondvloed voorspellen. Een soortgelijk verhaal vinden we in het Babylonisch
Gilgamesj-epos. Opgravingen in Irak wezen op een grote overstroming tussen 3000 en 2000
jaar voor Christus in de vlakten van de Tigris en de Eufraat.
Terug naar het begin van de pagina.