1. Als 't regent op Sint Bavis,
regent 't op Kerstmis.
|
17. Is Oktober warm en fijn,
het zal een scherpe winter zijn,
maar is het nat en koel,
't is van een zachte winter een voorgevoel. |
2. Verdwijnt de boer van de akker,
worden jager en hond wakker. |
18. Wie met Lukas zaait,
't jaar daarop met genoegen maait. |
3. Komt van het land de veldmuis,
breng dan turf en hout in huis. |
19. Is de herfst het weer lang en klaar,
vroeg is dan een strenge winter daar. |
4. Houden de kraaien school,
zorg dan voor hout en kool. |
20. Gelijk Ursula begint,
zo de winter volindt |
5. Met Sint Remi,
begint er de winter. |
21. Brengt Oktober veel vorst en wind,
zo zijn januari en februari zeer mild. |
6. Kruipen muizen in de grond,
ze maken een strenge winter koud. |
22. Als 't waait en vriest in Oktober nacht,
dan verwachten wij een januari zacht. |
7. Kruipen de muizen in d'aard,
wees voor een strenge winter vervaard. |
23. Met Sinte Severijn,
kan 't al winter zijn. |
8. Draagt de haas nog zijn zomerkleed,
dan is de winter nog niet gereed. |
24. Oktoberweer, Maartweer.
|
9. Regent het op Sint Denys,
dan komt er niet veel ijs. |
25. Warme oktoberdagen,
februarivlagen. |
10. Oktober met groene blaân,
duidt een strenge winter aan. |
26. Koude Oktober,
zachte nieuwjaarsmaand. |
11. Volgen op Sint Gommaris droge dagen,
de zomer zal door veel nat mishagen. |
27. Als oogstmaand van kou beven doet,
dan is 't voor landgewas goed. |
12. Houdt de boom bladeren lang,
weest voor een lange winter bang. |
28. Als Simon en Judas henen gaan,
dan komt de winter aan. |
13. In Oktober veel regen,
voor het kerkhof altijd zegen. |
29. Brengt Oktober in zonnegoud,
de winter volgt dan snel en koud. |
14. Is oktober nat en koel,
wordt de winter nat en zwoel. |
30. Blinkt Oktober in zonnegoud,
de winter volgt dan snel en koud. |
15. Worden de bladeren geel en krom,
kijk naar uw kachel om. |
31. Op de laatste Oktober,
houdt de natuur zich sober. |
16. Sint Gallen, laat de sneeuw vallen. |
|